Het blijft een zoektocht naar de juiste retorica in onze raad. Was het eerst vanuit posities in de dialogen, het aloude coalitie versus oppositie denken zoals in ‘waar hoor je bij, want dan ben je tegen’. Na de laatste verbrokkelingen van lokale partijen tot in eenmansfracties is het nu retoriek volgens een cafetariamodel waarvan de keuze per onderwerp, maar zeker niet voorspelbaar verandert.
We hadden al de simpele uitwisseling van ingenomen stellingen, zeg maar een gekunsteld beleefd gesprek via de eerste en tweede termijn, al dan niet voorgelezen. Dan weer een variant op Tweede-Kamertje-spelen, erg populair als de pers erbij is, waarbij afgedane zaken en oude koeien welig tieren. Af en toe wordt een waar debat gevoerd volgens het spel waarmee nieuwsbrieven wekelijks mee gevuld zijn. De nieuwste variant die bij ons intrede heeft gedaan zijn de ‘waarheidsuitspraken’ volgens de laatste Facebook-etiquette. Een beproefd recept sinds de lagere school: begin met het belachelijk maken van de rol die iemand speelt, kom dan met een bij voorkeur negatieve boodschap en eindig met uitvergroting van een lichamelijk kenmerk van je opponent.
Frappant is dat onze raadsleden veelal uit het bedrijfsleven komen en dergelijke vormen nooit in hun werk zouden toepassen. Zo met klanten, leveranciers of collega’s omgaan is gewoon ‘not done’ als in ‘niet doen’. In de lokale politiek zijn blijkbaar verwarrende omgangsvormen wel toegestaan of tot nieuwe standaard verheven.
Ik begrijp best dat ideologie als toetssteen en discussievorm is verdwenen met het vertrek van Den Uyl en het verscheiden van Van Mierlo. De nieuwe zakelijkheid van Lubbers heeft bij ons echter nog onvoldoende intrede gedaan in vergaderingen. En toch hebben wij, raadsleden, blijkbaar behoefte aan die vorm. ‘Benen op tafel’-sessies worden omarmd alsof er dan wél a-politiek gesproken kan worden. Menig werkgroep ‒met die gedachte gestart‒ weet helaas niet te ontsnappen. Dus heffen we het maar weer op, ontgoocheld over de omgang, de energie die het heeft gekost en het gebrek aan opbrengst. Daar schuilt het hellend vlak: als toonzetting belangrijker wordt dan inhoud, dan loopt het bestuurlijk proces een levensgroot gevaar. Dan rest alleen Facebook-praat. Daar is geen burger bij gebaat, die wil klare taal.